Rasstandaard Wetterhoun
- FCI Standaard: no. 221
- FCI Classificatie: rasgroep 8 Retrievers-Spaniels-Waterhonden, sectie 3 Waterhonden, met werkproef
- Land van oorsprong: Nederland
- Oorspronkelijk gebruiksdoel: jacht
- Acceptatiedatum FCI: 21 december 1959
Algeheel beeld
Een evenwichtige hond, oorspronkelijk gebruikt voor de otterjacht. Een stevige hond die, zonder plomp of log te zijn, fors gebouwd is. Totaalbeeld vierkant, een gedrongen hond, met een aansluitende huid, zonder keelhuid of wammen, en zonder hanglippen.
Gedrag / temperament
Rustige hond met een onafhankelijk karakter, gereserveerd tegenover vreemden. Waaks en dus een ideale erfhond.
Hoofd
Droog. Grootte in verhouding tot het lichaam, fors en krachtig. Snuit en schedel zijn even lang. De schedel licht gewelfd en geeft meer de indruk van breed dan lang te zijn. De schedel gaat met een lichte ronding over in de wangen, waarvan de spieren matig ontwikkeld zijn. De overgang van de schedel in de snuit (stop) geleidelijk en slechts in geringe mate aangegeven.
De snuit krachtig en licht toelopend naar de neus toe, zonder enige schijn van spitsheid en goed afgeknot. De neusrug is breed en recht, dus van opzij gezien geen bolle en ook geen holle lijn tonend. De neus is goed ontwikkeld, met goed geopende neusgaten. De lippen zijn goed gesloten, niet overhangend. Het gebit is krachtig en scharend.
Ogen
De ogen zijn middelmatig groot, ovaal, met goed aangesloten oogleden, zonder bindvlies te laten zien. Zij liggen iets schuin in het hoofd, waardoor een grimmige uitdrukking ontstaat. Ze zijn niet uitpuilend of diepliggend. De kleur is donkerbruin voor honden met een zwarte grondkleur en lichter bruin voor honden met een bruine grondkleur.
Oren
De oren zijn vrij laag aangezet, oorschelp niet sterk ontwikkeld, zodat de oren goed gevouwen en zonder enige draai vlak tegen het hoofd worden gedragen. De oren zijn middelmatig lang en hebben de vorm van een troffel. De beharing is een typische eigenschap van het ras. Het is gekruld, bij de basis van het oor vrij lang, neemt naar beneden in lengte geleidelijk af, terwijl het onderste een derde deel met kort haar is bedekt.
Hals
De hals is kort, krachtig, rond, in een zeer stompe hoek overgaand in de ruglijn, zodat het hoofd doorgaans laag gedragen wordt. De hals is licht gewelfd, geen keelhuid of wammen.
Lichaam
Zeer krachtig. De rug recht en kort. Lendenen krachtig. Borst toont meer breedte dan diepte, zodat de voorbenen vrij wijd uit elkaar staan, onderborst gerond en niet dieper reikend dan tot de ellebogen. De ribben zijn goed gerond met goed ontwikkelde achterribben. Buiklijn is matig opgetrokken.
Staart
Lang en tot een spiraal opgerold, gebogen over of naast het kruis.
Ledematen
Voorhand: schouderblad ligt goed tegen de borst, is schuin geplaatst en goed gehoekt. Benedenarm krachtig, goed recht, voorvoeten recht, niet doorgezakt. Voeten rond, tenen goed ontwikkeld en gebogen, krachtige voetzolen.
Achterhand: krachtig, matige hoeking van dijbeen en schenkelbeen. Schenkelbeen niet te lang. Hiel laag geplaatst. Achtermiddenvoet kort. Achtervoeten rond met goed ontwikkelde voetzolen.
Vacht
Behalve op het hoofd en de benen overal bedekt met dichte krullen. Het zijn vaste, stevige krullen van bundels haar. Enkelvoudige krullen of krullen van te dunne haarbundels geven de hond een wollig aanzien, wat een ernstige fout is. De vacht is vrij grof van structuur en voelt vettig aan.
Kleuren
Eenkleurig zwart of bruin, en ook zwart-witte en bruin-witte aftekening, waarbij in het wit schimmel en/of spikkels mogen voorkomen.
Grootte
De ideale maat voor reuen is 59 cm en voor teven is dit 55 cm.
Fouten
Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout, en de ernst waarmee de fout moet worden beschouwd, moet in exacte verhouding staan tot de mate en het effect op de gezondheid en het welzijn van de hond.
Diskwalificerende fouten
Agressieve of overdreven teruggetrokken honden, en honden die duidelijke fysieke of gedragsafwijkingen tonen, worden gediskwalificeerd.
N.B.
Bij reuen dienen twee duidelijk normale testikels volledig te zijn ingedaald.
Alleen functioneel en klinisch gezonde honden (‘fit for function’), met rastypisch exterieur, mogen worden gebruikt voor de fokkerij.